De Spiegel

In de rubriek ‘De Spiegel’ houden bestuurders en betrokken stakeholders het mbo een spiegel voor in een column. meer...Waar zijn ze trots op, wat zou beter kunnen, wat drijft hen? Kan de samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid bijdragen aan het toekomstbestendig opleiden van jonge vakmensen? Hoe houden we het onderwijs jong en hoe zorgen we ervoor dat jongeren zich uitgedaagd weten en zich herkennen in dat onderwijs? Welke persoonlijke bijdragen zijn hiervoor nodig?
Deze keer: Column Cor van Gerven, Lid College van Bestuur Koning Willem I College

Mogelijkmaker

Cor van Gerven
Lid College van Bestuur Koning Willem I College

 

 

Deze keer: Column Cor van Gerven, lid College van Bestuur Koning Willem I College

Mogelijkmaker

Toen ik in 2003 als lid College van Bestuur begon, was ik 48 jaar. Doordat er steeds grotere bedragen in ons Koning Willem I College omgingen, lag er binnen het CvB een kans voor een econoom. Als echte onderwijsman mocht ik samenwerken met visionair Coen Free als voorzitter en met de pragmatische Yvon Moerman. We hebben samen het ROC toen krachtig neergezet.

Toch vind ik dat je de mbo-er het best kunt bedienen, als je in staat bent over de grenzen van je eigen school heen te kijken. We hebben binnen de ROC-wereld lang gedacht dat kwaliteit ontstaat door concurrentie. Dat was bij de start de filosofie. Intussen ben ik van mening dat dit een misvatting is in de publiek gefinancierde hoek waarin we opereren.

Er zijn voorbeelden van ROC’s die ondernemend waren en daarin te ver gingen. Er was hier en daar ook sprake van megalomaan gedrag. Dat zat in dat systeem ingebakken, waar de opvatting was dat kwaliteit zou ontstaan door concurrentie en dat daaruit bestaansrecht zou blijken. De onderwijsinstellingen gingen van alles doen om zich te onderscheiden en men hield elkaar tot 10 jaar geleden dan ook nauwlettend in de gaten.

Daarna kwam er iets van een omslag. Kunnen we niet bij elkaar komen en elkaar op de hoogte houden? De Leijgraaf en KWIC initieerden een overleg en De Rooi Pannen faciliteerde het. Dat werkte ’n jaar of 5 à 6 goed. Daarna vond het overleg op wisselende plekken op verschillende scholen plaats. Dat was allemaal vrij onschuldig. Op de mbo-atlas konden we zien waar bepaalde studenten zaten. Alle instellingen groeiden eigenlijk in die jaren.

Het overleg is de basis geworden voor wat we nu aan het doen zijn binnen Kennispact MBO Brabant. Geleidelijk ontstond meer onderling vertrouwen van bestuurders die elkaar verstonden. Ontwikkelingen als macrodoelmatigheid en leven lang ontwikkelen vragen om het bundelen van krachten, zodat je echt een sterk verhaal krijgt.

Op dit moment is er op bestuurdersniveau eigenlijk geen probleem meer, behalve met de twee instellingen die hebben besloten nu niet verder te gaan met Kennispact MBO Brabant.

Op instellingsniveau is het vertalen van samenwerking naar de werkvloer vaak wat lastiger. Als voorbeeld daarvoor kan ik de opleiding autoschadeherstel noemen. Door ontwikkelingen in de auto-industrie stortte die opleiding in. Summa en KWIC besloten samen een nieuwe opleiding op te zetten met als standplaats Boxtel. Mooi tussen Eindhoven en Den Bosch in. Met behulp van RIF-gelden konden we deze nieuwe opleiding gezamenlijk aanbieden op deze nieuwe plek. Bedrijfsleven blij, iedereen blij, dachten we. Samenwerken loont, maar gaf ook problemen. Culturen waren toch verschillend en kennelijk kun je hetzelfde kwalificatiedossier verschillend vormgeven. Er onstond discussie over de methode, waar ook economische belangen ’n rol speelden. We besloten geen bestaande methode te gebruiken en een geheel nieuwe methode op te zetten.

Ik heb veel geleerd van deze samenwerking en zou het ondanks de problemen zo weer gedaan hebben. Na drie jaar hebben we bekeken onder welke instelling deze opleiding het beste zou passen. Veel autobedrijven zaten in de regio Eindhoven en veel studenten kwamen ook uit het verzorgingsgebied van Summa. Uiteindelijk concludeerden we dat de opleiding het beste bij Eindhoven zou passen en we besloten de opleiding over te dragen.

Er lagen veel gevoeligheden in dit verhaal. Toch zegt je bestuurdershart dan, dat je dit moet doen. Je moet in dit soort situaties rationeel zijn en je afsluiten voor de neveneffecten.

Verbetering van onderwijs, soms tegen de verdrukking in, moet hierin centraal staan. Ondanks interne oppositie, ook van een OR, moet je culturen bijeenbrengen in het belang van beter onderwijs. Als je op basis van macrodoelmatigheid moet besluiten een opleiding te stoppen, dan kan dat voor een individuele docent heel lastig zijn. Die docent voelt zich thuis en heeft wellicht een woning dichtbij. Toch moeten we ons ook realiseren dat studenten binnen Brabant veel makkelijker dan vroeger kunnen kiezen uit alle ROC’s in Brabant. Dat geeft ons de kans om in de provincie een evenwichtiger aanbod op te bouwen. Ik heb hierin geen persoonlijke belangen, want het moet gaan over goed onderwijs.

Er zijn in dit verband nog steeds mbo-instellingen die in hun jaarplan hebben staan dat ze 5% meer studenten willen binnenhalen. Ik vind dat raar. Dat is wat mij betreft oud denken. Als bestuurder moet je daar verder in zijn en je afvragen waarom studenten binnenkomen. Openbaar vervoer speelt daar bijvoorbeeld een belangrijke rol in.

 

Als je alleen loopt dan loop je sneller, als je samen loopt kom je verder!

Het mbo moet zich meer van zijn no-nonsense kant laten zien. Gewoon doen! Als zich een kans aandient, niet te lang aarzelen, want dan komt er misschien niets van.

Wij hebben een alumnivereniging die vrij succesvol is geworden. Wij hebben er steeds in geïnvesteerd. Een oud-leerling is bij ons voorzitter van die alumnivereniging. Het motto van deze oud-leerling komt uit Kenia: ‘Als je alleen loopt dan loop je sneller, als je samen loopt kom je verder!’. Zelfs die vereniging ziet dat dus. Dat vind ik fantastisch om terug te horen. Alle mensen zouden dat moeten horen, want samenwerken biedt ook kansen voor leven lang ontwikkelen. Er ligt nu te weinig verdienmodel onder. Hoe krijgen we mensen terug in de banken, waarbij wen ons moeten realiseren dat de school capaciteiten heeft, maar dat die niet gratis zijn.

In dit verband hebben we hier een intensieve samenwerking met bekabelaar Enexis. Er moeten daar monteurs voor opgeleid worden. In het verleden hebben dit soort constructies ook wantrouwen opgeroepen, omdat het alleen maar over het verdienmodel ging. Het is vooral belangrijk dat deze samenwerkingen inhoudelijk kloppen. Dat we samen met de praktijk opleiden, zodat ze bijgeschoold worden in de nieuwste ontwikkelingen. Bijkomend voordeel is, dat die studenten voor een heel andere dynamiek zorgen binnen de school en dat is mooi om te zien.

De toekomst in 2030

Het belang van een mbo-instelling is nog steeds groot in 2030, vooral vanwege de intermenselijke contacten. De onderwijsruimte zal er wel heel anders uitzien. Intermenselijke contacten en samenwerken zijn het fundament voor goed onderwijs. Als het aan jonge mensen ligt, dan komt dat gelukkig wel goed.

Ik wil verder graag meegeven dat we soms gewoon dingen moeten doen. Ook als we nog niet alle bouwstenen op orde hebben. We moeten meer creativiteit en ondernemerschap in het onderwijs brengen. Hoewel ik van oorsprong een zekerheidszoeker ben (door mijn financiële achtergrond), durf ik in de loop van de jaren meer te ondernemen en durf ik anders om te gaan met risico’s. Ook nu leven we best in een spannende tijd met financiële taakstellingen en moeten we leven met de boodschap dat de bomen niet tot in de lucht groeien. Ik geloof er echter wel in dat mensen hun taakstelling oppakken en raak daarom minder in paniek. 

Een bestuurder moet dienstbaar zijn, terwijl je soms ook een grens moet aangeven.

En daarin schuilt volgens mij de kern van een bestuurder: mogelijkmaker!