De Spiegel

In de rubriek ‘De Spiegel’ houden bestuurders en betrokken stakeholders het mbo een spiegel voor in een column. meer...Waar zijn ze trots op, wat zou beter kunnen, wat drijft hen? Kan de samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid bijdragen aan het toekomstbestendig opleiden van jonge vakmensen? Hoe houden we het onderwijs jong en hoe zorgen we ervoor dat jongeren zich uitgedaagd weten en zich herkennen in dat onderwijs? Welke persoonlijke bijdragen zijn hiervoor nodig?
Deze keer: Column Bas Derks, waarnemend directeur MBO van het ministerie OC&W

Naast het diploma is er een portfolio dat als in een film de lerende een stuk inzichtelijker maakt

Bas Derks
waarnemend directeur MBO van het ministerie OC&W

Bas Derks komt uit Brabant, zoals zijn ouders, maar woont er al jaren niet meer. Uitgerekend in Brabant werken de mbo-colleges goed samen, omdat samenwerking vaak leidt tot succes. De Brainportregio Eindhoven is daar een goed voorbeeld van.

Bas Derks werkt vanaf 1997 bij het ministerie OC&W, de laatste 8 jaar voor het mbo, daarvoor voor het hbo. Hij is er toevallig terecht gekomen. Mensen in zijn omgeving wezen hem op de vacature en het bleek zo’n leuke sector dat hij er gemakkelijk bleef hangen. Hij had het geluk dat hij in deze periode ook alleen positieve ontwikkelingen zag met een opwaartse lijn in onderwijskwaliteit en -cultuur. De mbo-scholen zijn stralende middelpunten geworden in het netwerk aan kennisinstellingen, gemeentes, bedrijven en alles wat de regio bepaalt.

Binnen het actieprogramma Focus op Vakmanschap is hard gewerkt aan de kwaliteitsagenda. In het verleden hing in het mbo een wat narrige sfeer, maar daarna is het snel uitgegroeid tot een geliefde sector die veel bewondering oogst bij minister en Tweede Kamer. Het mbo mag er zijn en het bestuursakkoord heet dan ook: Trots, vertrouwen en lef.

In de Europese Unie wordt jaloers gekeken naar ons mbo

Misschien klinken deze woorden overdreven, maar ze zijn niet meer dan terecht. We mogen echt trots zijn. In de Europese Unie merk je dat er min of meer jaloers naar ons mbo wordt gekeken. Aan de hoge kwaliteitsstandaarden van ons mbo kunnen veel Europese landen een puntje zuigen. We komen er in internationaal opzicht erg positief uit. Ook in de actualiteit, in hoe het mbo heeft gereageerd op de corona-pandemie, roept het mbo bewondering op. Natuurlijk zijn er ook bedreigingen, maar er is een bereidheid om over de eigen schaduw heen te stappen, hetgeen zeer wordt gewaardeerd.

Het adaptatievermogen van ons stelsel kan beter

Naast deze lof over het mbo, is er natuurlijk ook ruimte voor verbetering. Als ministerie zijn we goed in gesprek met de partners van het mbo. Het mbo-stelsel is nu vooral goed in het opleiden van grote groepen studenten naar een waardevol diploma met een sterk civiel effect. Dat komt mede tot uiting in een standaardisatie van examens . Nadeel hiervan is dat er weinig ruimte is voor flexibiliteit. Wat doe je in dit systeem met vrijstellingen? Wat doe je met veranderingen in het vakgebied en hoe vertaal je ontwikkelingen hierbinnen naar de opleiding? Het adaptatievermogen van het stelsel kan beter, waarbij aangetekend moet worden dat het ministerie onderdeel uitmaakt van dat stelsel. De mate waarin door ondernemend gedrag de scholen zich aanpassen en risico’s nemen, kan beter. Studenten met een extra problematiek hebben soms wat anders nodig. Neem daar het initiatief en laat je daarin niet vertragen door inspectie of ministerie.

 

Het mbo kan een rol spelen bij de vitaliteit van een regio

De betekenis van het mbo voor de regio gaat groter worden. Zo’n Brainport-dynamiek zet een regio internationaal op de kaart. Voor een industrie als VDL zijn top-vakkrachten nodig, waarin mbo-ers een rol spelen in de verbetering van bedrijfsprocessen. Juist daarom juich ik ook de ontwikkelingen van practoraten toe. De kennistoevoeging van het mbo, bijvoorbeeld door prototypes uit te proberen en toe te passen, wordt belangrijker en het mbo kan op deze manier een bijdrage leveren aan kennisinnovatie. Bovendien levert het mbo een bijdrage aan sociale innovatie, door onderwijs te leveren aan studenten die anders aan de kant komen te staan. Voor de levensvatbaarheid van een regio is het mbo dus van groot belang.

Demografische ontwikkelingen als bedreiging voor regio

Een andere bedreiging waar het mbo een antwoord op moet vinden, is de demografische ontwikkeling van een regio opde langere termijn. Wat doen we met de verwachte demografische krimp in de Noord-Oosthoek van Brabant? Wat betekent dat voor de vakkrachten in die regio en welke rol kan het mbo daarin vervullen?

Mijn visie over 10 jaar is dat we basisvoorzieningen in elke regio in stand moeten houden, zelfs als een mbo-instelling te maken krijgt met een teruggang van het aantal studenten. De eisen waaraan dat moet voldoen, moeten nog met elkaar onderzocht worden, maar het mbo kan een rol spelen in de vitaliteit van een regio. Daarvoor is het onvermijdelijk dat mbo’s samenwerken en soms fuseren. Er zijn op dit moment zeker 7 instituten aan het praten over vergaande vormen van samenwerking. Kennispact MBO Brabant is daarom belangrijk. Als platform en als collectief om samen de uitdagingen van Brabant aan te gaan. Niet alleen om de macrodoelmatigheid te bespreken, maar ook om na te denken over een krimpstrategie of om de stageproblematiek op te lossen.

Grotere urgentie om mensen van werk naar werk te begeleiden

Een laatste verbetering die ik wil noemen, is: leven lang ontwikkelen. Dat is en wordt voor de mbo-instellingen een grote opgave. Ze zijn nu vooral gewend om met grote groepen jonge studenten te werken, terwijl de urgentie groter wordt om volwassenen individueel  van werk naar werk te begeleiden. Kortdurende cursussen in bijvoorbeeld de avonduren worden belangrijk en ik zie landelijk een aantal ROC’s, dat hierin het voortouw neemt.

De gevolgen van de corona-pandemie maken op dit moment een derde pakket van steun- en herstelmaatregelen noodzakelijk. Onderdeel van die maatregelen zijn ook middelen voor mensen die als gevolg van corona hun baan zijn kwijtgeraakt en als gevolg daarvan zoeken naar ander werk.

Er ligt een belangrijke taak voor de regionale mbo’s om daar een rol in te spelen.

Centrum voor Beroepsonderwijs en Innovatie als conglomeraat van bedrijfsleven, onderwijs en gemeente

Toekomst in 2030

Fysiek hebben we het in 2030 niet meer over aparte gebouwen voor ROC’s en AOC’s, maar over Centra voor Beroepsonderwijs en Innovatie. Ik zie daarbij het beeld van een octopus: een kern met tentakels en vertakkingen naar gemeenten, bedrijven en andere onderwijsinstellingen.

Het onderwijs verloopt veel meer hybride. Meer toepassingen van leren in de context van een bedrijf of zorginstelling. Er is minder onderscheid tussen bol en bbl en het theorieonderwijs zal ook veel flexibeler zijn. De schoolgebouwen worden vermoedelijk kleiner, want ontmoeting en leren kan op allerlei plekken plaatsvinden.

In bepaalde regio’s zullen we zien dat er niet voldoende studenten zijn en daarvoor moeten er basisvoorzieningen overeind blijven, bijvoorbeeld de Entree-opleidingen. Daarentegen zullen er opleidingen, bijv. heel gespecialiseerde, zijn, die wellicht veel beperkter en alleen op knooppunten aangeboden worden. Ik zie de ontwikkeling van een Centrum voor Beroepsonderwijs en Innovatie als een conglomeraat van bedrijfsleven, onderwijs en gemeente.

Van Kennispact MBO Brabant tot diploma en portfolio

Ik ben blij met Kennispact MBO Brabant. Blijf dat gebruiken als dynamisch netwerk om van elkaar te leren. Instellingen in grote steden gaan in mijn ogen soms te agressief voor het werven van meer leerlingen, ook in de periferie. Natuurlijk is de aantrekkingskracht van de stad voor studenten groot, maar het is ook belangrijk dat bepaalde voorzieningen in de regio blijven. Gebruik Kennispact MBO Brabant ook als platform om het daarover te hebben.

Het diploma blijft belangrijk. Studenten hebben een diploma nodig, of een certificaat, zodat de markt een eerste idee heeft wat voor vlees ze in de kuip hebben. Studenten hebben daarnaast een portfolio en niet alleen een cijferlijst, waardoor transparant wordt welke vaardigheden ze allemaal geleerd hebben. Ze komen ook terug om extra vakken te halen of om bij de scholen.

In de huidige coronacrisis zien we bijvoorbeeld dat studenten op dit moment niet hun complete BPV kunnen halen, dus we moeten erover nadenken in hoeverre de studenten later alsnog cruciale delen van hun opleiding kunnen inhalen. Wederkerend leren komt vanwege corona urgenter op het menu. En ook in de toekomst moeten we daar weer meer naar toe. Het diploma blijft gehandhaafd, maar daarnaast is er een persoonlijk portfolio, dat als in een film de lerende veel inzichtelijker maakt.

Fred van der Westerlaken
Cor van Gerven