De Spiegel

In de rubriek ‘De Spiegel’ houden bestuurders en betrokken stakeholders het mbo een spiegel voor in een column. meer...Waar zijn ze trots op, wat zou beter kunnen, wat drijft hen? Kan de samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid bijdragen aan het toekomstbestendig opleiden van jonge vakmensen? Hoe houden we het onderwijs jong en hoe zorgen we ervoor dat jongeren zich uitgedaagd weten en zich herkennen in dat onderwijs? Welke persoonlijke bijdragen zijn hiervoor nodig?
Deze keer: Column Ruud Rabelink, voorzitter College van Bestuur van Sint Lucas

Je moet het beste uit jezelf gebruiken om het beste uit de ander te halen

Ruud Rabelink
voorzitter College van Bestuur van Sint Lucas

Ruud Rabelink begon als gymdocent bij SintLucas en komt dus, zoals je dat kunt noemen, uit de eigen ‘kweekvijver’. Toen er op een gegeven moment geen gymuren meer waren, werd hij benaderd voor een coördinatorschap.  Hij moest leidinggeven aan mensen die ouder waren dan hij. Omdat hij behoefte had aan een theoretische ondergrond, volgde hij een masteropleiding. Na diverse directeursrollen werd hij in 2006 bestuurder en vanaf 2016 vormt hij vooralsnog het eenhoofdig bestuur van Sint Lucas. In een gesprek op afstand vanwege corona vertelt hij over de pareltjes van het mbo en doet hij aanbevelingen.

De pareltjes van het mbo

Ik ben zeer gecharmeerd van het mbo en zou eigenlijk niet in een andere sector willen werken. Het mbo heeft vanaf het begin mijn hart gestolen. De doelgroep is leuk, het samenwerken tussen onderwijs en bedrijfsleven maakt het eigentijds en van belang. In eigentijds onderwijs krijg je voortdurend een spiegel voorgehouden door de verschillende stakeholders waar je mee te maken hebt.

Studenten zijn dan ook de echte pareltjes van het mbo.

Zij hebben een belangrijke stem in hoe we het onderwijs aanbieden. De studenten moeten het daar mee eens zijn, want zij zijn in mijn ogen ook een belangrijke stakeholder. Studenten zijn dan ook de echte pareltjes van het mbo.

Als tweede pareltje van het mbo wil ik leven lang leren noemen. Er komen steeds meer hybride onderwijsvormen. Samen met Walter Tibosch, waarmee ik jaren met plezier heb samengewerkt in het college van bestuur, ontwikkelden we binnen SintLucas de zogenaamde ‘@Work’-projecten. Wij waren volgens mij als een van de eerste mbo-instellingen bezig met concrete praktijkopdrachten vanuit het bedrijfsleven. Als de klanten blij zijn, dan zijn zij enthousiaste ambassadeurs van onderwijsinstellingen. Voor studenten en medewerkers is dat belangrijk. Studenten realiseren zich dat het ‘om het echie’ gaat en medewerkers zijn kritisch op de resultaten. Dat levert kwalitatief goed onderwijs op met gedreven studenten en medewerkers. Wij zijn gezegend met een grote groep medewerkers die als basishouding hebben, dat ze het beste uit zichzelf moeten gebruiken om het beste uit een ander te halen.

Als derde pareltje geldt voor mij dan ook de interactie tussen medewerkers en studenten. Als je oprecht geïnteresseerd bent in de ander dan moet je ook het beste van jezelf geven. Over en weer elkaar raken, dat maakt het mbo-onderwijs mooi. Juist de interactie zorgt ervoor dat SintLucas bijzonder is. Daarom hebben wij als kernwaarden geformuleerd: trots, zelfvertrouwen, plezier, groei en eigenheid. Dat zijn waarden die een-op-een passen bij het DNA van SintLucas. Studenten zijn er trots op dat ze aangenomen zijn. Ik had dat vroeger zelf bij de Sportacademie. Van de 1200 werden er toen 100 aangenomen. SintLucas heeft 2850 mbo-studenten en 500 leerlingen op het vmbo. We hebben vaak meer aanmeldingen dan er plaats is. De menselijke maat speelt bij Sint Lucas dan ook zeker mee. Het voordeel is, dat we ons als vakcollege op één sector kunnen concentreren en daarin kunnen excelleren. Binnen de grotere ROC’s zijn er ook vele pareltjes, maar omdat ze onderdeel uitmaken van een groter geheel nivelleert dat. Daar hebben we als SintLucas minder last van. Het DNA zit automatisch vanbinnen. De kernwaarden zien wij dan ook niet als een managementtool, maar als waarden die al aanwezig zijn binnen de cultuur.

De kwalificatiestructuur biedt een soort schijnzekerheid

Er zijn zeker kritische kanttekening te maken bij het mbo. In mijn ogen is het niet zo dat de kwaliteit van een opleiding is geborgd als je voldoet aan de eisen van de kwalificatiestructuur. Die biedt in mijn ogen alleen een soort kader die op zich niets zegt over de kwaliteit van de studenten. Het huidige kwalificatiesysteem knalt tegen alle voegen aan omdat wij flexibeler en responsiever willen werken. We moeten dat met elkaar op gaan lossen en die oplossing zit niet in de huidige systematiek van de kwalificatiestructuur.

Het gaat erom hoe flexibel we ons onderwijs kunnen maken. Of een student bijvoorbeeld in zijn eigen bedrijf kan afstuderen, of hij sneller of langzamer kan afstuderen. Het gaat erom hoe de opleiding is afgestemd met het bedrijfsleven. Een school kan in kwaliteit juist verschil maken, door bijvoorbeeld zoals wij voor een 4-jarige mbo-opleiding te kiezen. Ik zou er een voorstander van zijn veel meer naar een portfoliobeoordeling te gaan, waarbij de stem van het bedrijfsleven ook wordt meegewogen. Dat het bedrijfsleven ‘n soort vinkje plaatst: deze student is geschikt.

Het toezicht van de Onderwijsinspectie vindt plaats in dialoogvorm met teams. Samen bepalen wat nou de kwaliteit is van het geboden onderwijs. Waarom doen we de dingen die we doen? Bedrijfsleven moet in die kwaliteitsbewaking ook een rol hebben. Je zou 6 of 7 vooraanstaande bedrijven in deze sector kunnen vragen die kwaliteitsbewaking mee vorm te geven. Onze bedrijfscontactpersonen monitoren voortdurend of er goede praktijkmogelijkheden aanwezig zijn binnen ons eigen stagebestand. Daar moet je secuur in zijn.

Macrodoelmatigheid betekent samenwerken met geven en nemen

Macrodoelmatigheid kan een belangrijk sturingsinstrument zijn ook in kwaliteitsbewaking. Als bestuurders moeten we dan wel de juiste inhoudelijke stappen zetten en soms over onze eigen schaduw heenstappen. We zullen de zaken meer moeten sturen door inhoudelijke onderhandelingen, die ertoe kunnen leiden dat bepaalde opleidingen geconcentreerd worden. Soms zie ik weleens dat crossovers bedacht worden om studentenaantallen op orde te houden. Een opleiding moet een antwoord zijn op de vraag uit de regio.

Ik begrijp dat bestuurders het beste willen voor hun instituut, maar ze moeten verder durven kijken en tonen dat ze een verantwoordelijkheid hebben voor de sector. We moeten elkaar scherp houden en in mijn ogen levert een groter volume bij een opleiding vaak een betere verhouding. Kleine opleidingen overal in stand houden is m.i. niet de juiste richting. Natuurlijk preek ik voor eigen parochie, omdat wij alleen maar creatieve opleidingen aanbieden, maar verandering en samenwerking begint bovenaan. Bestuurders binnen Kennispact MBO Brabant zullen voor elkaar open moeten staan en met open vizier het gesprek aangaan. En dan is het niet alleen maar nemen, maar ook geven; het is net een huwelijk.

Op dit moment zijn we nog niet zo ver, want de schoorsteen van de afzonderlijke instituten moet ook branden, maar we zullen macrodoelmatigheid met elkaar slimmer moeten aanpakken. En daarbij geldt: bij goede onderhandelingen hebben beide partijen ’n beetje pijn.

Toekomst in 2030

Ik zie gepersonaliseerd leren echt gebeuren. Er zullen daarbinnen allerlei hybride onderwijsvormen ontstaan die offline en online worden aangeboden aan studenten en waar praktijkonderwijs deel van uitmaakt. Dat online leren moet pedagogisch-didactisch nog wel geladen worden. Ik geloof sterk in de sociale component van leren en zie naast online veel meer vormen van hybride leren ontstaan. Samen met het bedrijfsleven gaan we die onderwijslijnen neerzetten, waarbij steeds vaker vakspecialisten worden ingehuurd door het inzetten van medewerkers van bedrijven als docent.

Corona heeft bepaalde ontwikkelingen versneld. Projectmatig creëren is ontstaan in allerlei start-ups. Het samen documenten delen is in twee dagen ingevoerd. Bepaalde zaken lopen goed en dat is qua efficiency oké. We hebben geleerd dat we niet voor alles bij elkaar hoeven te komen.

Een en ander betekent wel wat voor de inrichting van het onderwijsgebouw. Dat wordt veel meer een ontmoetingsplaats, waarin plaats is voor interactie tussen docenten, studenten en bedrijfsleven. Corona heeft andersoortige activiteiten opgeleverd, waarvoor we versneld naar andere vormen moeten zoeken. Er is een hoge mate van solidariteit ontstaan die we moeten vasthouden, ook voor kwetsbare doelgroepen.

Het credo blijft daarbij dat je het beste uit jezelf moet gebruiken om het beste uit de ander te halen!

Fred van der Westerlaken
Cor van Gerven