Educatie lees meer

In het Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ stelt het kabinet meer te willen investeren in effectieve inburgering en bijspijkeren van basisvaardigheden. Het kabinet dicht het mbo, met zijn contacten in het werkveld, een centrale rol toe om onder regie van gemeenten effectief bij te dragen aan educatie van lager geschoolden in onze samenleving. Hoe kan het mbo samen met de gemeenten deze handschoen oppakken?

Duurzame samenwerking en regie

Het is naar onze mening noodzakelijk om een inhoudelijk samenhangende onderwijsvoorziening te ontwikkelen om laaggeletterden, statushouders en niet-werkende jongvolwassenen duurzaam te laten participeren in de samenleving. Dat kan met een duurzaam en gericht aanbod van educatieprogramma’s binnen een hechte opleidingsstructuur die flexibel is in toepassing, afhankelijk van de vraag in de arbeidsmarkt en de verschillen tussen doelgroepen.

Daarbij geldt ten eerste dat educatie, behalve vanuit de educatiemiddelen, ook is te bekostigen vanuit de bredere participatiemiddelen of sociale en economische budgetten. 

Ten tweede is het cruciaal dat gemeenten en mbo-instellingen onderling nieuwe duurzame relaties ontwikkelen. Openbare aanbesteding is momenteel het credo bij het toekennen van budgetten. Gemeenten die duurzame trajecten willen ontwikkelen, moeten afspraken van langere duur mogelijk maken. Dit komt de integraliteit en kwaliteit van het aanbod ten goede. Dit impliceert dat de gemeenten, de mbo-instellingen en andere aanbieders van educatietrajecten nieuwe onderlinge relaties moeten ontwikkelen om de condities voor marktwerking voor een reeks van jaren vast te leggen.

Perspectief

Op deze wijze kunnen nieuwe vormen van samenwerking ontstaan tussen onderwijsinstellingen en gemeenten die uitgaan van een bredere definitie van educatie dan nu het geval is. Het gaat om programma’s die verder reiken dan de beheersing van de taal of rekenen alleen, een minimaal basisaanbod. Er is juist verbijzondering naar diverse werknemersvaardigheden, werkervaring, het omgaan met financiën en gezondheid, en persoonlijk initiatief noodzakelijk.

De inhoud van leerwegen moet een duidelijke opbouw kennen met doorlopende leerlijnen ook richting het reguliere beroepsonderwijs. Het versterken van zwakke arbeidsposities en de toeleiding naar werk wordt dan een vanzelfsprekende doelstelling. Duurzame inzetbaarheid in het arbeidsproces en participatie zijn daarmee gediend.

Dat impliceert ook dat het aanbod van programma’s voldoende flexibel is en met een ruime mix aan pedagogische en didactische werkvormen vorm krijgt. Naast met de bedrijven optrekken, kunnen mbo-instellingen dat ook doen met bijvoorbeeld bibliotheken, welzijnsorganisaties of maatschappelijke instellingen.”